Blogopmaak

Jay Gatsby’s benzinetank

Geert van der Kolk • nov. 26, 2020

In Washington ging ik elke drieduizend mijl met mijn auto naar de Ford garage in Rockville, een grote, kleurloze voorstad. De servicebeurt (olie verversen, nieuwe filters, wielen verwisselen indien nodig) duurde ongeveer een uur. Er was een wachtkamer met een koffieautomaat, een televisie en oude jaargangen van National Geographic Magazine, maar ik ging altijd naar buiten en liep langs de showroom met nieuwe Mustangs en Thunderbirds en de parkeerplaats met occasions, langs een elektronica discount en een meubelpaleis. Mijn bestemming was het kerkhof van St. Mary’s Catholic Church. Daar ligt, ingeklemd tussen de zes rijbanen van Rockville Pike, de vier rijbanen van Veers Mill Road en het dubbelspoor van de metro, F. Scott Fitzgerald begraven.

Fitzgerald woonde in Hollywood toen hij in 1940 overleed, maar zijn vrouw Zelda werd verpleegd in een psychiatrisch ziekenhuis bij Rockville, hun dochter Scottie was er op kostschool en hij had ook nog andere familie in Maryland. Zelf had hij geen thuishaven. Hij was er financieel slecht aan toe. Zijn boeken werden niet meer verkocht. Hij leefde van het herschrijven van filmscenario’s en woonde met een vriendin in een huurflat. Zo kwam hij uiteindelijk in Rockville terecht.
     St. Mary’s was geen levendig kerkhof. De meeste graven zijn stokoud en ik kwam er nooit iemand tegen. Toch was ik niet de enige die af en toe langskwam. Op Fitzgeralds graf lag bijna altijd een verwelkt en verregend bosje bloemen. Op de grafsteen staat:

And so we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.

Het is de laatste zin van Fitzgerarlds roman ‘The Great Gatsby’, die in 1925 verscheen. Het heeft met het verhaal niets te maken. Jay Gatsby probeert zijn jeugdliefde Daisy terug te winnen en zou niets liever doen dan teruggaan naar het verleden, maar in plaats daarvan wordt hij doodgeschoten als gevolg van een raar misverstand, waarover later meer.
     Het idee dat de tijd niet van het verleden naar de toekomst stroomt, maar de andere kant op, had Fitzgerarld van de Franse filosoof Henri Bergson, die in de jaren twintig in de mode was en de Nobelprijs voor de literatuur kreeg. Fitzgerald had de bombastische slotzin kunnen weglaten zonder schade te doen aan zijn boek, maar dat Bergsons theorie hem fascineerde is goed te begrijpen. Hij schreef romans. Het ging hem om het verband tussen de drijfveren en het lot van zijn personages. Het zou kunnen zijn dat de mensheid als geheel op weg is van een oertijd naar een soort toekomst. De ervaring van ieder afzonderlijk mens is heel anders: naarmate je ouder wordt is er steeds minder toekomst en meer verleden. Je spoelt langzaam maar zeker terug, om Bergsons beeldspraak aan te houden.     
     Jay Gatsby spoelt ook letterlijk terug. Hij wordt doodgeschoten in zijn zwembad. Gatsby is nouveau riche en zijn plan om met zijn grote landhuis en buitensporige feesten indruk te maken op Daisy is tot mislukken gedoemd. Om Gatsby zijn bekomst te geven, moet Fitzgerald een ingewikkeld kunstgreep uithalen.
     Gatsby houdt nog steeds van Daisy. Daisy is intussen al jaren getrouwd met de steenrijke Tom. Tom heeft een verhouding met Myrtle, de vrouw van garagehouder Wilson, die elke drieduizend mijl Toms olie ververst. Ze wonen op Long Island. Gatsby heeft zijn landhuis speciaal gekocht om bij Daisy in de buurt te kunnen zijn. Op een middag maken Gatsby, Tom, Daisy en twee vrienden, Jordan en Nick (de verteller van de roman) een uitstapje naar New York. Ze gaan met twee auto’s, de gele van Gatsby en de blauwe van Tom. Tom zegt in een opwelling tegen Gatsby: ik rij jouw auto wel. Gatsby zegt: ik geloof niet dat ik genoeg benzine heb. Geeft niet, zegt Tom, en hij tankt onderweg bij de garage van Wilson. Myrtle ziet de auto (de gele!) vanuit een bovenraam. In New York wordt veel gedronken en ruzie gemaakt. Daisy zegt dat ze niet meer van Tom houdt en rijdt met Gatsby terug naar Long Island, in Gatsby’s gele auto. Intussen vermoedt garagehouder Wilson dat zijn vrouw Myrtle hem ontrouw is, maar hij weet niet met wie. Ze maken ruzie en Myrtle vlucht naar buiten. Het is nu avond. De gele auto van Gatsby komt voorbij. Myrtle denkt dat het Tom is en rent de straat op. De bestuurder van de gele auto herkent haar niet. Hij probeert haar te ontwijken, maar dat lukt niet doordat er een tegenligger aankomt. De gele auto knalt tegen Myrtle op en rijdt met volle vaart door.
     Myrtle is op slag dood. Nick vraagt later boos aan Gatsby waarom hij is doorgereden. Gatsby zegt dat Daisy achter het stuur zat. Hij wil haar nu beschermen. Tom vertelt garagehouder Wilson dat Gatsby de eigenaar van de gele auto is. Wilson schiet eerst Gatsby dood, en daarna zichzelf. Daisy komt niet naar de begrafenis. Ze heeft het weer goedgemaakt met Tom.
     Gatsby moet dood omdat Fitzgerald een tragische kijk op het leven heeft. Zijn literaire voorbeeld was Joseph Conrad. De echte boosdoeners (Daisy die Myrtle doodri
jdt en Tom die Wilson op het spoor van Gatsby zet) gaan vrijuit. Gatsby betaalt duur, niet voor een misdaad, maar voor zijn illusies. 
     De kunstgreep zit hem in het gedoe met de twee auto’s en vooral in Gatsby’s bijna lege benzinetank. Het springt in het oog doordat alledaagse dingen zoals benzine tanken nergens anders in de roman een rol spelen of zelfs maar genoemd worden. Je voelt Fitzgerald denken: ik heb een prachtig, geheimzinnig personage, een jonge man die zonder geld, opleiding of connecties begon en met titanische inspanning van zichzelf iets anders wil maken, iets groots, uit liefde, en daar bijna in slaagt. Hoe draai ik daar een punt aan? Hij moet dood, maar hoe? Zelfmoord is geen optie. Gatsby is juist gedefinieerd door ongebreidelde hoop, hoe dwaas ook. Een gewoon ongeluk heeft geen betekenis. De dood moet verband houden met de andere personages en het thema van liefde en bedrog. Tom is te blasé en Daisy te verwend en oppervlakkig voor een passiemoord. Nick en Jordan zijn buitenstaanders. Alleen de garagehouder Wilson komt in aanmerking. Hoe knoop ik dat aan elkaar? Bij de benzinepomp!
     Dit is echt een kunststuk. Hoewel je, als je langzaam leest, duidelijk kunt zien dat je gemanipuleerd wordt, heb je toch het gevoel van onvermijdelijkheid waarmee je na het lezen van een echte tragedie zo hulpeloos blijft zitten.
     Fitzgerald was vierenveertig toen hij overleed. Hoewel hij nooit in levenden lijve in Rockville heeft gewoond, is hij toch een soort ereburger. De enige culturele instelling in de voorstad, een bioscoop, is naar hem genoemd.

Photo of a boy writing on a boot
door Geert van der Kolk 04 mrt., 2021
When we sailed to the Bahamas, the children were eleven and thirteen. They were in school, of course, but in the US education is organized in a unique way. There are no national examinations, there is no Federal oversight or inspection, everything is done at a local level. In addition, there are countless private schools that do not answer to any authority. Nico and Jana attended the public school. On the advice of the principal I called the County Commissioner and told him we were going away for a while. 
Foto van de auteur Geert van der Kolk
door Geert van der Kolk 01 mrt., 2021
In the autumn of 1980 I traveled by train from Holland via Osnabrück and Hanover to East Berlin. I was twenty-six at the time. On the way I read "The Berlin Stories" by the English writer Christopher Isherwood, who was riding the same rails exactly fifty years earlier, when he was twenty-six.
Foto van een jongen die schrijft in een boot
door Geert van der Kolk 08 feb., 2021
Toen we naar de Bahama's zeilden waren de kinderen elf en dertien. Ze zaten natuurlijk gewoon op school, maar in Amerika is het onderwijs op een unieke manier geregeld. Landelijke examens bestaan niet, er is geen ministerie dat toezicht houdt, alles gebeurt op plaatselijk niveau. Er zijn bovendien talloze particuliere scholen die zich van geen enkele inspectie iets aantrekken. Nico en Jana zaten op de openbare gemeenteschool. Op advies van de directeur belde ik het kantoor van de wethouder en vertelde dat we een tijdje weg gingen. 
Photo of a typewriter
door Geert van der Kolk 06 feb., 2021
'He live here?' the punk asked. 'This is a restaurant.' 'It's the right address ,' I said. We parked at the bottom of the hill, at the river bank. 'Caddie ain't here,' the punk said. He had a talent for making superfluous remarks. The parking lot was empty. I straightened my tie and got out of the car. The punk didn't move.
Foto van een boot op het water met blauwe lucht
door Geert van der Kolk 30 jan., 2021
Even dachten we dat we in de verte een grote witte stad zagen. We zagen paleizen en kathedralen en herenhuizen met hoge puntdaken, die waren omringd door een muur met glinsterende torens. In werkelijkheid waren het honderden immense ijsbergen die de horizon van noord tot zuid opvulden. Toen we dichterbij kwamen brak de muur van ijs open en tussen de grote bergen lagen velden vol schotsen en kleinere ijsbrokken. We hadden nog tien mijl te gaan tot Ilulissat aan de mond van de Jakobshavn Isfjord, maar konden niet verder. De Isfjord is de grootste gletscher aan de westkust van Groenland en de baarmoeder van alle ijsbergen in de Atlantische Oceaan. 
Foto van een typemachine
door Geert van der Kolk 23 jan., 2021
Teresa was na de Fiesta van de heilige Salvador in de stad blijven hangen, meer zomaar dan met opzet, en na een week was haar geld op. 'Ik blijf liever hier,' zei ze. 'Thuis in Gotera is toch geen werk, en het is er zo saai door de oorlog.' Ze zat op de rand van Antonieta's bed. 'Blijf dan,' zei Antonieta vanuit de douche. Ze waste haar voeten in de wasbak. 'Hoe laat is het? Is het al zo laat? Het water is op.' 'Ik heb geen geld,' zei Teresa. 'Don Berto vroeg gisteren wanneer ik zou betalen, omdat hij ook rekeningen heeft.' Antonieta kwam uit de douche, in een vuilwit nachthemd. 'Ik wou dat het meer regende, dan hadden we meer water ' 'Je kan ook eerder opstaan,' zei Teresa, die haar kleren al had gewassen in de 
Foto van de auteur Geert van der Kolk
door Geert van der Kolk 26 nov., 2020
 In het najaar van 1980 reisde ik met de trein via Osnabrück en Hannover naar Oost-Berlijn. Ik was toen zesentwintig. Onderweg las ik 'The Berlin Stories' van de Engelse schrijver Christopher Isherwood, die precies vijftig jaar eerder, toen hij zesentwintig was, over dezelfde rails reed.
Share by: